Marketing
Essay by mandyvdheijden • November 7, 2015 • Coursework • 2,525 Words (11 Pages) • 1,171 Views
Page 1 of 11
Marketing 2
Begrippen hoofdstuk 11-14
Hoofdstuk 11
- Marketing sources: leveren sociale invloed vanuit een marketing agent (massa media & persoonlijk)
- Nonmarketing sources: leveren invloed vanuit entiteit buiten de marketing organisatie, (massa media & persoonlijk; vrienden & familie)
- Word of mouth: invloed die verbaal wordt geleverd door persoon of groep
- Capacity fort wo-way communication: persoonlijk geleverde bronnen zijn waardevol, omdat ze een two-way flow mogelijk maken
- Credibility: marketing sources minder geloofwaardig gezien dan nonmarketing sources
- Opinieledier: gedraagt als infobemiddelaar tussen media en meningen van personen
- Gatekeepers: bronen die flow van info beheersen (bv of iets verspreid wordt)
- Market maven: persoon die veel info over markt in het algemeen heeft
- Aspirational reference group: groep die we aanbidden/verlang om ook zo te zijn, maar nog geen lid van zijn
- Associative referene group: groep waartoe we op dit moment behoren
- Brand community: gespecialiseerde groep met gestructureerde relaties mbt merk/product
- Dissociative reference group: groep die we afkeuren
- Primary referene group: groep waarmee we fysiek face-to-face interactie hebben
- Secondary reference group: groep met wie we geen direct contact hebben
- Homofilie: gelijkheid tussen groepsleden, wanneer groepen homogeen zijn is de invloed v referentiegroep groot→ wordt dan veel gecommuniceerd
- Dichte groepen: groepen waarin alle groepsleden elkaar kennen
- Tie-strenght: mate waarin een hechte/intieme relatie mensen verbind
- Embedded markets: markten waarin sociale relaties tussen kopers en verkopers de manier waarop de markt opereert beïnvloed
- Socialisatie: proces waarbij individuen de vaardigheden, kennis, waardes en attitudes verweven die relevant zijn voor het functioneren in een bepaald domein
- Consumer socialization: proces waarbij we consument gerelateerde skills, knowledge en attitudes ontwikkelen.
- Intergenerationele invloed: info/opvattingen/resources die aan ene generatie worden overgedragen naar de andere
- Normatieve invloed: sociale druk om aan de verwachtingen van anderen te voldoen
- Normen: over wat wordt geizne als geschikt gedrag
- Brand-choice congruence: kans dat consumenten hetzelfde kopen als anderen in groep
- Conformity: neiging om je te gedragen zoals de groep gedraagt
- Compliance: effect van normatieve invloed, iets doen wat iemand je expliciet vraagt om te doen
- Reactance: tegenovergestelde doen van wat iemand ons vraagt te doen
- Attention to social comparison information (ATSCI): aandacht richten aan wat anderen doen en deze info gebruiken om eigen gedrag te sturen
- Coercive power: mate waarin de groep beloningen en sancties kan leveren.
- Foot-in-the-door technique: compliance verbeteren door consumenten eerst akkoord te laten gaan met kleine gunst, dan een grotere en dan nog een grotere
- Door-in-the-face technique: door eerst consumenten eerst verzoek te doen voor heel groot en buitensporig verzoek en vervolgens een kleiner/redelijker verzoek
- Even-a-penny-will-help technique: door consument een kleine gunst te vragen, zo klein dat het bijna geen gunst is
- Informatieve invloed: info aanbieden die consumenten helpen bij het maken v beslissingen
- Valence: beschrijf of info goed of slecht is (positive of negative)
- Viral marketing: probeert met behulp van bestaande sociale netwerken de bekendheid van een merk/product te vergroten
Hoofdstuk 12
- Teens and milennials: winkelen vaker, checken prijzen online, groot vriendennetwerk
- Millennial (generation Y): (1980-1994), opgegroeid tijden internet tijdperk en digitale apparaten, early adopters
- Boomerangers: (20-30 jaar), om economisch redenen terug inwonen bij ouders
- Generation X: (1965-1979), nemen de tijd voor een aankoop te onderzoeken, vinden het leuk om hun producten aan te passen, opgegroeid met TV+electronica
- Baby boomers: (1946, 1964), grote aantallen waardoor veel koopkracht, veel financiële diensten want zitten tegen pensieon aan
- Seniors (gray market): >65 jr, minder geneigd om info te zoeken & merkloyaal
- Thrills and chills: fun-seeking, free-spending. Consumenten uit middel/upper klasse
- Resigned: tieners vervreemd v maatschappij, lage verwachting voor toekomst en succes
- World savers: tieners die alles voor anderen doen
- Quiet achievers: ambitieuze tieners die voldoen aan matschappelijke normen
- Bootstrappers: familiegeorienteerde prestatiestrevers
- Upholders: met belonend gezinsleven en houden traditionele waardes/plichten hoog
- Agentic goals: doelen die meesterschap en zelfredzaamheid benadrukken (mannen)
- Communal goals: affiliaties vormen en harmonieuze relaties bevorderen (vrouwen)
- Gender: biologishe staat van het man of vrouw zijn.
- Sexual orientation: reflecteert voorkeur tov bepaald merk van geslachten
- Masucline: individuen die mannelijke kenmerken vertonen
- Feminine: individuen met vrouwelijke kenmerken
- Androgynous: individuen met zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken.
- Clustering: groeperen volgens gemeenschappelijke eigenschappen (Mosaic, PRIZM)
- Horizontale/verticale oriëntatie: culturen met horizontale oriëntatie waarderen gelijkheid, terwijl culturen met verticale oriëntatie nadruk leggen op hiërarchie.
- Ethnic group: subcultuur die een gemeenschappelijk erfgoed, opvattingen, religie en ervaringen delen die hen onderscheiden
- Acculturation: leren om een nieuwe cultuur over te nemen
- Multicultural marketing: gebruik v strategieën om variëteit aan culturen tegelijkertijd aan te trekken
- Hispanic Americans: grootse en meest diverse etnische groep in Amerika. Verschillende groepen op basis v hun niveau v acculturation (3)
- Acculturated: spreken vooral Engels, hoog niveau van assimilatie
- Bicultural: kunnen Engels of Spaans functioneren
- Traditional: spreken vooral Spaans
- Intensity of etnic identification: hoe sterk mensen zich identificeren met hun etnische groep
- Accommodation theroy: hoe meer inspanning men levert in het communiceren met een etnische groep, hoe positiever de reactie
- African Americans: grote en diverse groep, belang van stijl, zelfimago, status en elegantie
- Asian Americans: bestaat uit mensen uit meer dan 29 landen. Sterke nadruk op familie, traditie en coöperatie. Winkelen vaak, willen merknamen en zijn bereid te betalen voor topkwaliteit. (China, Filippijne, India, Zuid-Korea, Vietnam en Japan)
Hoofdstuk 13
- Nuclear family: vader, moeder en kinderen
- Extended family: nuclear family plus familieleden als oma’s tantes, neefjes etc.
- Household: persoon die alleen leeft of een groep individuen die samen leven in een gemeenschappelijke woning
- Family life cycle: verschillende fases het familieleven. Huishoudens in het midden van een levenscyclus verandering switchen eerder v merkvoorkeuren
- Hoofdfactoren die basisstructuur enkenmerken v huishouders veranderen:
- Vertraagd huwelijk: → eenpersoonshuishoudens vertonen unieke consumptiepatronen
- Duale carrières: meerdere inkomen in het huishouden
- Hogere discretionaire uitgaven
- Rol overbelasting: werk en familierollen moeilijk kunnen combineren, minder tijd voor schoonmaken en koken bv
- Scheiding: zorgt voor nieuwe consumptiepatronen. Kinderloos→ nemen consumptiepatronen over v singles met hoger besteedbaar inkomen Eenoudergezinnen→ minder inkomen, geven minder uit en zijn vaak huurders
- Kleinere families: meer besteedbaar inkomen
- Same sex-koppels
- Household decisions roles: rollen die verschillende leden spelen in een huishoudbeslissing. Vijf verschillende taken:
- Gatekeeper: leden die belangrijke info verzamelen en controleren
- Influencer: leden die hun meningen uitdrukken en de beslissing beïnvloeden
- Decider: leden die bepalen welke producten of diensten worden gekozen
- Buyer: leden die het product of dienst fysiek verwerft
- User: leden die het product consumeren
- Instumental: huishoudrol die relateren aan taken die de aankoopbeslissing beïnvloeden, bv wanneer en hoeveel
- Expressive: huishoudrol die familienormen aangeven, bv keuze v kleur of stijl
- Husband-dominant decision: wordt vooral gemaakt door mannelijke gezinshoofd
- Wife-dominant decision: wordt vooral gemaakt door vrouwelijke gezinshoofd
- Autonomic decision: wordt even waarschijnlijk gemaakt door man/vrouw, maar niet door beide
- Syncratic decision: wordt gezamenlijk gemaakt door echtgenoten (vaak als men dichter bij uiteindelijke beslissing komt)
Adolecenten gebruiken het volgende om gezinsbesluitvorming te beïnvloeden (5)
- Bargaining: eerlijke uitwisseling/deals maken
- Concession: toegeven op bepaalde punten om te krijgen wat je wil in andere gebieden
- Persuasion: beslissinge beinloeden in eigen voordeel
- Emotional appeals: emotie gebruiken
- Requests: direct vragen
Ouders gebruiken het volgende om gezinsbesluitvorming te beïnvloeden (3)
- Expert: kennis
- Legitimate: macht
- Directive: ouderlijke autoriteit
- Social class hierarchy: groeperen van maatschappijleden volgens status, van hoog naar laag (lower, middle, upper)
- Overprivileged: gezinnen met een inkomen hoger dan het gemiddeld in hun klasse
- Class average: gezinnen met gemiddeld inkomen in een bepaalde klasse
- Underprivileged: gezinnen met een inkomen lager dan het gemiddelde in hun klasse
- Trickle-down effect: lagere klassen kopiëren trends die binnen in de upper klassen om status te verhogen
- Status float: trends starten in lagere en middel klassen en dan naar boven verschuiven
- Inherited status: status die bij geboorte is verkregen
- Earned staus: status die later in het leven is verkregen door prestaties
- Computerized Status Index (CSI): beoordeelt onderwijs, beroep, leefgebied en inkomen en bepaalt de sociale klasse v consument
- Status crysallization: wnr consumenten consistent zijn over de dimensies van de CSI
- Upward mobility: verhogen v statusniveau, meestal door prestaties
- Status panic: betreft de moeilijkheden om een hoger staatsniveau te bereiken
- Downward mobility: verplaatsen naar een lagere klassen. Stijgende trend in sommige geïndustrialiseerde samenleving. Zorgt voor daling v consumptie
- Social class fragmentation: verdwijning v klassenverschillen, kan door;
(1) Upward en downward mobility
(2) Toegenomen massamedia waardoor groepsgedrag kan worden overgenomen.
(3) Verbeterde communicatietechnologie, zorgt voor interactie. - Conspicuous consumption: acquisitie en weergave v producten/diensten om te pronken met iemands status
- Terror mangement theory:
- Conspicuous waste: zichtbaar kopen v producten/diensten die men nooit gebruikt
- Voluntary simplicity: beperken v acquisitie en consumptie om een minder materialistisch leven te leiden
- Statussymbolen: zeggen iets over andermans sociale klasse
- Parody display: statussymbolen die starten in lagere sociale klassen en dan naar boven verschuiven
- Fraudulent symbols: symbolen die overal worden overgenomen en status verliezen
- Compensatory consumption: kopen v producten/diensten om te compenseren voor frustraties en moeilijkheden
Specifieke klassen (4)
- Upper class: deze consumenten zijn intellectueel, politiek en sociaal bewust → theater, kunst, reizen en goede doelen.
- Middle class: witteboordenwerkes, waarvan vele naar school zijn gegaan → kijken naar upper class voor sturing v bepaald gedrag
- Working class: blauweboordenwerkers, worden steeds beter opgeleid. Zijn afhankelijk v gezinsleden voor economische en sociale ondersteuning
- Homeless: gebrek aan onderdak. Bevat werklozen consumenten, drugs- en alcoholgebruikers, mentaal zieke mensen en mensen met financiële tegenslagen.
- Scavenging: vinden v gebruikte goeden die anderen hebben weggegooid
Hoofdstuk 14
- Psychographics: beschrijving v consumenten op basis van psychologische en gedragseigenschappen
- Values: langdurige opvatting over bepaald gedraag/uitkomst of die goed of fout is
- Value system: totale set aan waardes en hun relatieve belang.
- Global values: langdurige, strongly held, die in veel situaties worden toegepast. (kern)
- Terminal values: zeer gewenste eindstaten bv sociale erkenning/plezier
- Instumental values: waardes die nodig zijn om gewenste eindstaten te bereiken bv opgewektheid
- Domain-specific values: waardes die slechts voor bepaalde gebieden relevant zijn bv materialisme
- Command central: (thuis), pel om activiteiten te coördineren voordat gezinsleden de buitenwereld betreden
- Allocentric consumers: voorkeur aan interafhankelijkheid en sociale relaties
- Idiocentric consumers; nadruk op individuele vrijheid
- Power distance: mate waarin maatschappijleden gelijk zijn in termen v status
- Value segmentation: groep consumenten identificeren die gemeenschappelijke waardes hebben
- Means-end chain analysis: gebruiken marketeers om inzicht te verkrijgen in waardes door te begrijpen welke attributen consumenten belangrijk vinden in producten.
- Value laddering: startwaardes gerelateerd aan productattributen bepalen die belangrijkrijk zijn voor consumenten.
- Rokeach Value Survey (RVS): enquête die het belang v instrumentele en terminale waardes meet
- List of Values (LOV): enquête waarbij consumenten 9 primaire waardes te zien krijgen en hen wordt gevraag de 2 belangrijkste vast te stellen of ze rangschikken op belang.
- Persoonlijkheid: onderscheidende patronen v gedrag, neigingen en kwaliteiten
Verschillende manieren op persoonlijkheid te bestuderen
- Psychoanalytic approaches: persoonlijkheden ontstaan uit een onbewust innerlijke strijd binnen de geest. 3 ontwikkelingsfases
- Oral stage: baby is volledig afhankelijk van anderen en ontvangt orale bevrediging
- Anal stage: kind wordt geconfronteerd met probleem van toilettraining
- Phallic stage: jeugd wordt zich bewust van zijn/haar genitaliën en moet omgaan met verlangens.
- Trait theories: persoonlijkheid is samengesteld uit eigenschappen die individuen beschrijven en differentiëren. Categorieën moeten worden gecategoriseerd volgens:
- Introverts: zijn liever alleen en angstig in aanwezigheid van anderen, vermijden sociale kanalen
- Extroverts: outgoing, sociaal
- Phenomenological approaches: persoonlijkheden worden gevormd door de interpretatie v levensgebeurtenissen.
- Locus of control: interpretaties wrm bepaalde dingen gebeuren.
Interne locus of control: schuiven meer verantwoordelijkheid naar zichzelf toe voor goede/slechte uitkomsten.
Externe locus of control: leggen verantwoordelijkheid meer op anderen.
- Social-psychological theories: focut mer op sociale verklaringen v persoonlijkheden. Gedrag gekenmerkt door CAD schaal + onderscheid tussen state/action oriented.
- Compliant: individuen die afhankelijk zijn, nederig en gebonden aan een groep
- Agressive: individuen die macht nodig hebben, afstand nemen van anderen en zelfverzekerd
- Detached: individuen die onafhankelijk en zelfvoorzienend, ook achterdochtig
- State-oriented: vertrouwen op subjectieve normen
- Action-oriented: gedrag is gebaseerd op meer dan alleen eigen attitudes.
- Behavioral approaches: verschillen in persoonlijkheden zijn een functie van hoe individuen beloond/gestraft werden in verleden
- Theory of optimal stimulation level (OSL): men geeft voorkeur aan dingen die gemiddeld opwindend zijn
- Dogmatism(closed-minded): weerstand bieden tegen verandering en nieuwe ideeen
- Need for uniqueness (NFU): consumenten die nieuwigheid nastreven door de aankoop/gebruik/dispositie van producten en diensten.
- Creative choice counterconformity: keuze reflecteert sociale onderscheidenheid maar wel goedgekeurd door anderen.
- Unpopular choice counterconformity: keuze voor onderscheidenheid, ondanks mogelijk sociale afkeuring
- Avoidance of similarity: interesse in bezittingen verliezen, die alledaags worden en daarom onderscheidenheid opnieuw te bewerkstellen.
- Need for cognition (NFC): beschrijf hoe leuk mensen het vinden om te denken over dingen als producten, attributen en benefits
- Frugality: zuinigheid/spaarzaamheid
- Hoge self-monitors: gevoelig voor verlangen/invloeden van anders
- Lage self -monitors: meer geleid door hun eigen voorkeuren/verlangens en minder snel door normatieve verwachtingen.
- National character: persoonlijkheid v/e land
- Lifestyles: geen interne staten of eigenschappen maar daadwerkelijke gedragspatronen
- AIO: activities, interest, and opinions
- VALS: psychografische tool, analyseert het gedrag v consumten om segmenten te creëren op basis van 2 factoren en met 8 segmenten
- Resources: inkomen, onderwijs, zelfvertrouwen, gezondheid enz
- Motivatie:
- Consumten gemotiveerd door idealen, geleid door intellectuele aspecten ipv gevoelens/meningen v anderen
- Consumten gemotiveerd door achievement en baseren visie op meningen/acties v anderen voor goedkeuring
- Consumten gemotiveerd door zelfexpressie streven naar persoonlijke uitdaging
- Segmenten VALS:
- Survivors: laagste inkomens, onderkant v resource hiërarchie
- Believers: (idealen), conservatief met geringe resources, voorkeur aan bekende productne
- Thinkers: (idealen), volwassen en goed opgeleid en voeren actief info-zoekopdrachten uit. Meer resources dan believers en waarderen duurzaamheid
- Strivers: (achievement), beperkt besteedbaar inkomen, streven er naar om succesvolle mensen te evenaren
- Achievers: (achievement), hogere resources, gefocust op werk/familie en geven voorkeur aan statussymbool producten
- Makers: (self-expression), zelfvoorziening kopen basisproducten en gefocust op familie/werk
- Experiencers: (self-expression), meer resources, streven naar stimulatie en nieuwigheid en geven geld uit aan socializing en entertainment
- Innovators: grootste resource base, zelfvertrouwen, hoge inkomen en onderwijs. Alle drie de motivators!!!
...
...
Only available on Essays24.com